Interview met Marc van Zanten van SLO "Differentiëren? Ja - maar niet omlaag!"
Specialist rekenen en wiskunde Marc van Zanten van SLO
Begrijp hem niet verkeerd. Natuurlijk ziet Marc van Zanten hoeveel er goed gaat met het Nederlandse reken-wiskundeonderwijs. “Onze basisschoolleerlingen presteren boven het Europese gemiddelde. En 84 procent beheerst het internationaal gemeten middenniveau voor rekenen en wiskunde.” Maar de curriculumontwikkelaar van SLO ziet ook verbeterpunten. “Kinderen kunnen veel meer kansen krijgen om te leren.”
Marc van Zanten is curriculumontwikkelaar bij SLO voor het leergebied rekenen en wiskunde, met een focus op het po. Is onder meer verantwoordelijk voor de actualisering van kerndoelen en leerlijnen voor Rekenen en Wiskunde. Was basisschoolleerkracht, pabo-docent en voorzitter van de jaarlijkse Panama-conferentie over reken-wiskundeonderwijs. Is auteur van studieboeken voor de pabo en promoveerde op de ‘opportunity to learn’ voor po-leerlingen in reken-wiskundeonderwijs.
De uitdaging
“Vaak heb je het niet eens door. Maar als Nederlandse burger gebruik je rekenen en wiskunde de hele dag door. Veel beroepen vereisen dat, van de zorg en IT tot de logistieke en financiële sector. Maar ook in het dagelijkse leven is ‘gecijferdheid’ onmisbaar – of je nu klokkijkt, boodschappen doet of het nieuws volgt. Wie geen wiskundige vaardigheden heeft, kan zich steeds moeilijker staande houden in de samenleving. Daarom is het van essentieel belang dat alle kinderen optimaal de kans krijgen om die vaardigheden te ontwikkelen. En dat kan nog worden verbeterd. In Nederland behalen bijna alle kinderen het minimale rekenniveau en een grote meerderheid het middenniveau. Maar een hoger rekenniveau blijft voor velen buiten bereik. Daarin loopt ons land zelfs achter! En dat komt niet omdat onze leerlingen van nature slechter zijn in rekenen. Het komt omdat ons reken-wiskundeonderwijs kinderen meer kan uitdagen. Precies waarop SLO zich op gericht heeft met de opdracht om geactualiseerde kerndoelen te ontwikkelen. Die gelden voor het po én de eerste jaren van het vo, zodat de doorgaande lijn versterkt wordt.”
De aanpak
“Mijn tips voor het reken-wiskundeonderwijs? Laat bijvoorbeeld zien hoe rekenen en wiskunde in andere vakken voorkomt, zoals aardrijkskunde of geschiedenis. Toon hoe reken- of wiskundige concepten terugkomen in het dagelijks leven. En bespreek de – bedoeld of onbedoeld – misleidende manier waarop media en politieke partijen soms cijfers presenteren. Dat zijn stuk voor stuk belangrijke zaken om in het reken-wiskundeonderwijs aan de orde te stellen. Stimuleer bovendien een growth mindset. Leerlingen gaan meer vooruit als ze ervaren dat ze zich kunnen ontwikkelen, bijvoorbeeld door fouten als leerkansen te zien. Ook is het belangrijk om kansrijk te differentiëren. Laat kinderen zo min mogelijk werken in materiaal voor zwakkere rekenaars. Sommige methodes bieden al in groep 3 verwerkingsstof aan op een lager niveau of al vanaf groep 5 gericht op het minimale 1F-niveau. Ga daar als leraar niet in mee, maar blijf altijd de kans bieden om in het standaard- of hogere materiaal te werken. Anders krijg je een selffulfilling prophecy: leerlingen denken dan al van jongs af aan dat ze niet goed kunnen worden in rekenen en wiskunde en ‘dat het er gewoon niet in zit’. Een gedachte waar je je als leerkracht nooit toe moet laten verleiden, want die spoort niet aan om je leerlingen naar een hoger niveau te helpen.”
De ambitie
“‘Omlaag differentiëren’ was in de jaren 60 en 70 heel gewoon. Daarna verdween het. Maar helaas is het sinds een jaar of vijftien weer heel normaal geworden in onze onderwijscultuur. We kunnen het beter snel weer achter ons laten: anders ontnemen we te veel kinderen leerkansen. Leerkrachten doen er goed aan zoveel mogelijk naar bóven te differentiëren en onderwijs klassikaal te geven. Dan zullen meer leerlingen hogere resultaten boeken en beter toegerust zijn voor de maatschappij van morgen. Idealiter reiken methodes alle leerlingen op hetzelfde niveau rekenen en wiskunde aan. Extra uitleg en oefeningen? Prima. Maar géén apart materiaal meer voor een lager niveau. Een standaard of hoger niveau moet de norm zijn waarop iedereen zich richt. In Nederland komt dat overeen met het S-niveau uit het referentiekader. Dat lijkt tegenwoordig alleen bestemd voor de betere leerlingen. Maar het is ooit geformuleerd als het streefniveau voor de grote meerderheid van de kinderen. Laten we teruggaan naar die bedoeling en het S-niveau behandelen als het standaardniveau dat het eigenlijk is.”
Meer weten?
Vind via deze linkjes informatie over:
- de inzet van SLO voor reken-wiskundeonderwijs in het primair onderwijs;