Home
Kennis en inspiratie
Mbo

6 don’ts voor lesgeven in het mbo

Blog

6 don’ts voor lesgeven in het mbo

‘Ik ben gelukkig niet in al die valkuilen gestapt’

Hoe rem je de ontwikkeling van studenten? Hoe tast je hun motivatie aan? Wat moet je, met andere woorden, vooral níet doen als docent? Na 35 jaar lesgeven kan Fred Boumans best een aantal van zulke don’ts op een rij zetten. ‘Ik ben gelukkig niet in al die valkuilen gestapt’, zegt de docent Marketing en Ondernemen aan de School voor Commerciële Economie & Retail Management van ROC Mondriaan. ‘Maar in een paar wel.’

  • Vermijd passie voor je vak

‘Heb je geen hart voor lesgeven, voor je studenten of voor de lesstof, dan voelt een klas dat meteen. Dan ráák je ze niet en kun je die stof dus minder goed overbrengen. Ik merk dat persoonlijk als ik iets moet vertellen over social media. Dat is niet 100 procent mijn onderwerp; ik voel veel meer passie voor de andere marketingthema’s. Gelukkig is er sinds kort een docent Marketing Online die dat socialmediastuk oppakt.

Ik wist al op de middelbare school dat ik docent wilde worden. Tot op de dag vandaag word ik warm van mijn vak, houd ik van mijn studenten, vind ik het fantastisch om bij te dragen aan hun groei. De meesten komen hier als 16-jarige meisjes en jongens. Drie-en-een-half jaar later nemen ze hun diploma in ontvangst als dames en heren in jurk of pak. Die verandering is zó gaaf om te zien.’

2. Schaf grenzen en kaders af

‘Hoe is de opleiding opgebouwd? Wat zijn de doelen per lesperiode? Hoe past elk vak en examen in het totaal? Zonder antwoord op dit soort vragen raken studenten gedesoriënteerd. En dat maakt leren lastiger. Ik help ze daarom aan antwoorden; bied ze overzicht, een kader. Daarbij vertel ik ook wat ik van ze verwacht voor míjn vak, welke doelen ik voor ze stel en hoe we als docenten willen dat ze zich gedragen.

Zo willen we niet dat ze met jassen aan en petten op in de klas zitten. En evenmin dat ze steeds door elkaar heen praten of dingen naar elkaar roepen. Ik zie mijn klas het liefst als een vrijwel rimpelloze vijver is; niet helemaal zonder beweging, maar wel zonder mensen die er aan de lopende band stenen in gooien. In zo’n sfeer kunnen studenten beter leren, omdat ze zich relaxed voelen en zichzelf kunnen zijn.’

3. Bespreek niks, verklap alles

‘De ene student kan goed teksten uit zijn hoofd leren, maar is praktisch niet zo sterk. De andere floreert juist in projecten, maar vindt theorie lastig. En soms zijn er omstandigheden die studeren moeilijk maken, zoals een onrustige thuissituatie. Iedereen heeft zijn eigen uitdagingen. Als je die niet via een persoonlijk gesprek met je student bespreekt, vindt deze er zelden een oplossing voor en kan hij niet het maximale uit zichzelf halen.

Als docenten voeren we zulke persoonlijke reflectiegesprekken geregeld, sowieso na elke lesperiode. Indien ouders kunnen helpen bij een oplossing, betrekken we hen er graag bij. Natuurlijk moet je er als docent voor waken dat je aan die ouders geen dingen verklapt die jouw student je in vertrouwen verteld heeft. Zoals je daar ook niets over moet zeggen aan klasgenoten.’

4. Zet studenten op hun plek

‘Mijn studenten zijn heus wel eens lui en brutaal, maar niet op een vervelende manier. Ik ervaar ze al 35 jaar als prettig gestoord, leergierig en welgemanierd. Misschien is het bij andere niveaus en opleidingen anders, maar hier op niveau 4 hebben ze respect voor docenten. Wat niet betekent dat dit respect vanzelfsprekend is. Sterker nog: één misstap en het kan verdwijnen.

Dat gebeurt niet alleen als je het vertrouwen schaadt van je student. Maar ook, bijvoorbeeld, als je in de klas een sneer naar hem uitdeelt. Roep dus niet, zoals ik ooit eens deed: “Dit is al de zóveelste keer dat je te laat bent!” Zeg liever: “Fijn dat je toch kon komen. Voortaan hopelijk op tijd.” Blijf vriendelijk en bied anders klassikaal je excuses aan. Zo houd je de relatie goed met je student én je klas. Die relatie is essentieel voor goed onderwijs: niet de docent is de baas in de klas, maar de chemie die hij heeft met zijn studenten.’

5. Praat zelf de hele les vol

‘Ik houd er zelf erg van om het podium te pakken en de les vol te praten. Tegelijkertijd weet ik dat studenten dan de helft van mijn verhaal niet meekrijgen. Voor goed onderwijs is het beter om na een minuut of twintig de interactie te zoeken. Bijvoorbeeld door ze vragen te stellen, hún het podium te geven. Welke reclames vinden ze bijvoorbeeld goed? En wat is hun eigen ervaring met ondernemen?

Mijn studenten zijn aanpakkers. Sommigen hebben bijvoorbeeld al eigen bedrijfjes waarmee ze producten importeren en verkopen. Daar kunnen we het dan over hebben. En anderen vertellen over één van de schoolprojecten waarin ze voor ondernemers opdrachten uitvoeren. We betrekken het werkveld namelijk nauw bij onze opleiding; dat motiveert studenten extra. Aan al die verhalen kan ik dan weer marketingtheorie koppelen.’

6. Laat je niet benaderen

‘Als ik op school ben, heb ik tussen de lessen door vaak terloopse gesprekken met andere docenten – in de gang of bij het koffiezetapparaat. Dat is niet alleen gezellig, maar levert ook geregeld inzichten op in studenten of ideeën voor nieuwe projecten. In het lokaal kunnen studenten mij bovendien altijd vragen om uitleg bij opdrachten. Met online onderwijs is dat allemaal wat minder makkelijk. Je kunt elkaar wel online opzoeken, maar doet dat toch minder snel.

Binnenkort ga ik de breakout rooms van Teams uitproberen. Hopelijk vinden studenten dat een laagdrempelige manier om mij toch te benaderen als ik niet klassikaal bezig ben. Ik vind laagdrempelig zijn erg belangrijk. En ben dat ook altijd geweest. Zozeer zelfs dat oud-studenten mij soms vragen om feedback te geven op een werkstuk of eindverslag dat ze op het hbo hebben gemaakt. Dat zij mij daarvoor zelfs na jaren nog weten te vinden: geweldig vind ik dat.’